Precair werk, ongezond werk?
Een opiniestuk geschreven door Christophe Vanroelen (Hoofddocent, Onderzoeksgroep Interface Demography, Vakgroep Sociologie, Vrije Universiteit Brussel) voor de Denktank Minerva
De crisis van de industriële samenleving betekende ook het einde voor de “standaard-baan”, zo luidt een hardnekkige veronderstelling. Een leven lang bij dezelfde werkgever, een relatief voorspelbaar carrièreverloop, een vast werkritme, een voltijdse stabiele job, … we zeggen er maar beter vaarwel tegen! “Wendbaarheid” is het nieuwe ordewoord. Maar is zoveel wendbaarheid wel goed voor de gezondheid? In dit artikel reflecteren we hierover op basis van recente bevindingen uit onderzoek naar de gevolgen van precair werk.
Standaard en niet-standaard banen
Die standaard-baan is natuurlijk een clichébeeld. Dat is het altijd geweest, trouwens. Maar zeker vandaag klinkt de formule van de standaard-baan voor velen als eerder onaantrekkelijk. Toch blijft die standaard-baan hardnekkig in onze geesten gebrand als een soort toetssteen waaraan we reële jobs afmeten om in te schatten hoe “flexibel” of “niet-standaard” ze zijn.
Onder de noemer “flexibel” vallen veel verschillende afwijkingen van dé standaard: tijdelijk werk, interim werk, onderaanneming, freelance, deeltijdse banen en baantjes, flexi-jobs, werken op onregelmatige uren, overwerk, tijds- en plaatsonafhankelijk werken, functieflexibiliteit, enz.
Aan het begin van de 21steeeuw is arbeid zonder twijfel minder “standaard” geworden. Toch valt op dat – als we de hele arbeidsmarkt overschouwen – de min of meer “standaard-banen” dominant blijven. Wanneer we verschillende “niet-standaard” arbeidsvormen optellen, komen we zelfs in het meest flexibele land – Nederland – amper aan 30 procent. In België is minder dan 15 procent van de werknemers actief in één van deze flexibele arbeidsvormen1.
Polarisering
Standaard werk blijft dus de norm. Afwijkingen van die norm zijn divers, maar vallen toch uiteen in twee groepen: er is sprake van een “hoge” en een “lage” route naar flexibiliteit2. Dit is de zogenaamde polarisering op de arbeidsmarkt3,4.
De hoge route is weggelegd voor hoger geschoolde werknemers in strategisch belangrijke functies. Hun flexibiliteit wordt gekenmerkt door multi-inzetbaarheid, plaats- en tijdsonafhankelijk werken, eventueel langere werkuren, maar tegelijk ook flexibiliteit die toelaat het werk en privéleven beter op elkaar af te stemmen.
De lage route komt eerder voor bij strategisch minder belangrijke werknemers, vaker lager geschoold, nieuwkomers op de arbeidsmarkt, … kortom werknemers met minder “macht”. Flexibel werk uit zich voor hen in de eerste plaats in de vorm van contractuele flexibiliteit (o.a. tijdelijke contracten, interim arbeid) en temporele flexibiliteit (o.a. deeltijds, nacht, avond en weekend werk, ploegenwerk, onvoorspelbare uurroosters).
Precair werk
Het is in deze context dat het begrip “precair werk” opduikt. Het begrip wijst ons erop dat niet-standaard arbeidsvoorwaarden niet ad random over de werknemersbevolking zijn verdeeld. In tegendeel: ze hebben de neiging om samen te klitten volgens het patroon van de duale arbeidsmarkt.
Als we ons op de onderkant van die arbeidsmarkt concentreren, dan zien we een oververtegenwoordiging van banen die gekenmerkt worden door instabiliteit, flexibele en onvoorspelbare werkuren, kleine deeltijdse contracten en laag inkomen – maar ook minder investeringen in opleiding en doorgroeimogelijkheden, weinig inspraak of een gebrek aan vertegenwoordiging.5Het is dit “cluster” van arbeidsvoorwaarden en verhoudingen dat als het ware de manifestatie van “precair werk” vormt6. Precair werk mag daarbij niet gezien worden als een samenraapsel van minder gunstige arbeidsvoorwaarden. In tegendeel, precariteit is zelf de achterliggende oorzaak. Het is een situatie van structurele onbeschermdheid en relatieve machteloosheid op de arbeidsmarkt.
Precariteit op de arbeidsmarkt overstijgt dus de specifieke “verschijningsvormen”, zoals tijdelijk werk, mini-jobs of interimarbeid. Het is een multi-dimensionaal fenomeen, dat zich afhankelijk van de wetgeving en de structuur van de arbeidsmarkt uit in de vorm van bepaalde statuten en soorten arbeidscontracten.
In ons onderzoek7,8onderscheiden we zeven dimensies die karakteristiek zijn voor precair werk: (1) instabiliteit, (2) lage verloning, (3) onvoldoende sociale bescherming, (4) flexibele en onvoorspelbare werktijden, (5) gebrek aan groei- en leermogelijkheden, (6) gebrek aan inspraak, en (7) ongelijke sociale relaties op het werk.
Precair werk: waar en hoeveel?
Om de frequentie, sociale verdeling en mogelijke gevolgen van precaire arbeid te meten zochten we informatie in bestaande grootschalige enquêtes die de verschillende dimensies zo goed als mogelijk benaderden. We deden dit onder andere voor de bekende European Social Survey, de European Working Conditions Survey en de Gender and Generations Survey. Deze grootschalige enquêtes bezitten informatie over verschillende Europese landen en werden doorheen de jaren meerdere malen opnieuw uitgevoerd. Hierdoor is het mogelijk vergelijkingen tussen landen en doorheen de tijd te maken. Ze hebben wel het nadeel dat respondenten slechts éénmalig bevraagd werden, waardoor het moeilijk is waterdichte causale verbanden aan te tonen. Toch heeft dit onderzoek ons veel geleerd over het fenomeen van precair werk.
Eerst en vooral biedt het ons een zicht over de verdeling van precair werk binnen Europa (zie figuur 1). De groep van werknemers die we met zekerheid als “precair” kunnen omschrijven – d.i. werknemers die slecht scoren op de meeste dimensies – varieert over de verschillende Europese landen. Vooral in de Noord-Europese landen is precair werk zeldzaam; in heel wat Zuid- en Oost-Europese landen ligt het aantal werknemers in een precaire baan rond 20 procent of meer. Als we de tolerantiedrempel voor precair werk wat losser maken, dan verandert het beeld enigszins. Sommige Noord- en Centraal-Europese landen (o.a. Nederland, Duitsland, Noorwegen, Denemarken, V.K. en Ierland) scoren hoog op een specifieke combinatie van deeltijdse en laagbetaalde jobs (grijze balkjes in figuur 1). België wordt in beide gevallen gekenmerkt door zeer lange percentages.
Als we concentreren op de meest manifeste groep van werknemers in precaire jobs, dan zien we – ook in België – een heel duidelijk sociaal-demografisch profiel7,9. Werknemers in precaire banen zijn hoofdzakelijk jong en laaggeschoold. Ook werknemers met een migratieachtergrond worden er meer dan gemiddeld mee geconfronteerd. Verder zijn precaire banen meer aanwezig bij manuele arbeiders en routinematige niet-manuele werknemers; o.a. de kleinhandel, de productie-industrie en de HORECA scoren erg hoog. Wanneer we de “enge definitie” van precariteit hanteren, zijn (jonge) mannen oververtegenwoordigd; binnen de groep die vooral gekenmerkt wordt door deeltijds en laagbetaald werk hoeft het niet te verbazen dat vrouwen in de meerderheid zijn.
Figuur 1. Werknemers in een precaire baan als percentage van het totaal aantal werknemers
Bron: EUROFOUND-EWCS, 2010; Eigen berekeningen
Precair werk en gezondheid
In het beleidsdebat over arbeidsmarktflexibiliteit komen argumenten over welzijn en gezondheid weinig aan bod. Dit is opmerkelijk, gezien de gelijktijdige grote beleidsaandacht voor “werkbaar werk” en “langer werken”. Bovendien is er sterke wetenschappelijke evidentie die aantoont dat onstabiel werk, tijdelijk werk en ook flexibele en niet-standaard werkuren nadelig zijn voor de gezondheid van werknemers10–12.
Ons onderzoek toont aan dat ook werknemers in een precaire baan – volgens de multi-dimensionale benadering – gemiddeld slechter scoren op tal van gezondheids- en welzijnsdomeinen. De groep van werknemers in een acuut precaire arbeidssituatie scoort, in vergelijking met werknemers in een eerder standaard-arbeidssituatie, merkelijk slechter voor mentale gezondheid, algemene zelfgerapporteerde gezondheid, musculoskeletale klachten en jobtevrendenheid13–15. Bovendien hebben werknemers in een precaire baan in hogere mate het gevoel dat hun gezondheid en veiligheid een risico lopen door hun werk, wanneer we ze opnieuw vergelijken met “standaard-werknemers”13. Deze negatieve relatie met gezondheid is nog sterker bij oudere werknemers (zie figuur 2). Op basis van dit onderzoek kunnen we ons niet uitspreken over de richting van dit verband. Toch suggereren deze resultaten alvast dat precair werk en “duurzame inzetbaarheid” op de arbeidsmarkt niet compatibel zijn.
Figuur 2. De relatie tussen de score van werknemers op een precariteitsschaal en hun algemene zelfgerapporteerde gezondheid, opgesplitst naar leeftijdsgroepen
Bron: EUROFOUND-EWCS, 2010; Eigen berekeningen
Is een precaire job beter dan geen job?
Een tweede vraag die zich stelt is of werken onder alle omstandigheden gezonder is dan niet werken. Het is bekend dat werkloosheid nadelige gevolgen heeft voor de (mentale) gezondheid van wie erdoor getroffen wordt. Die vaststelling hoeft echter niet te betekenen dat “ieder werk” beter is dan “geen werk”. Dat is een veronderstelling die al eens voortvloeit uit een al te simplistische vertaling naar beleidsaanbevelingen van wetenschappelijk onderzoek op basis van grote bevolkingssurveys. Keer op keer stelt men daarin vast dat werklozen een minder goede gezondheid hebben dan werkenden. Recent onderzoek heeft aangetoond dat werknemers in een precaire werksituatie niet alleen een slechtere mentale gezondheidsscore hebben dan werknemers in een standaard-job, maar dat hun mentale gezondheid eigenlijk niet significant beter is dan die van werklozen16. Anders gezegd: het verband tussen werk en een goede gezondheid geldt in de eerste plaats voor goede en stabiele banen, maar is niet zeker voor precaire banen.
Waarom is precair werk ongezond?
Bij dit alles stelt zich de vraag naar mogelijke verklaringen voor de relatie tussen precair werk en een minder goede gezondheid.
Worden werknemers ongezond en ongelukkig in precair werk, of hebben minder gezonde en minder gelukkige werknemers een grotere kans om in precair werk terecht te komen? Momenteel bestaat er hierover geen onderzoek met behulp van de hoger beschreven multidimensionale benadering. Echter, recente Zweedse en Italiaanse studies bij tijdelijke werknemers en werknemers in een onzekere arbeidssituatie toonden aan dat vooral de blootstelling aan tijdelijk en onzeker werk een negatieve invloed op de gezondheid heeft17,18. Het omgekeerde verband is ook aanwezig, maar blijkt toch een stuk minder sterk te zijn. Met andere woorden: precair werk maakt mensen ongezonder.
Maar waarom is precair werk dan slecht voor de gezondheid van werknemers? Drie soorten mechanismen kunnen dit verband verklaren.
Ten eerste, zet precair werk psychologische druk op mensen. Anders gesteld: een precaire status op de arbeidsmarkt zorgt voor sterke psychosociale reacties. Werknemers met precair werk voelen zich onzeker over de voortzetting van hun werk, het behoud van hun loon, de mogelijkheid om verschillende deeltijdse jobs te (blijven) combineren, enz.19. Bovendien zorgt het constant jongleren met contracten, werkuren, sollicitaties, … voor een constante situatie van stress om alles op elkaar afgestemd te krijgen en te houden20. Onderzoek stelde eveneens vast dat precair werk dikwijls gepaard gaat met het gevoel machteloos te zijn en oneerlijk behandeld te worden21. Voor elk van deze “stress-situaties” bestaat er een aangetoond verband met de (mentale) gezondheid.
Ten tweede, is precair werk vaker gevaarlijk. Heel wat studies hebben vastgesteld dat werknemers in precaire banen, in vergelijking met vaste werknemers die dezelfde soort activiteit uitvoeren, meer worden blootgesteld aan gevaarlijke en ongezonde arbeidsomstandigheden22. Bovendien zorgt een gebrek aan autonomie, steun van collega’s, ervaring en opleiding ervoor dat dezelfde werk-gerelateerde risico’s een stuk gevaarlijker zijn voor precaire werknemers.
Ten derde zet precair werk sociaaleconomische druk op mensen. Precaire werknemers krijgen meer te maken met een beperkende en onzekere economische situatie23. Precair werk zorgt voor economische moeilijkheden, die zich uiten in een minder gezonde leefstijl en huisvesting, financiële toegankelijkheidsproblemen in belangrijke maatschappelijke instituties zoals het onderwijs of de gezondheidszorg, maar ook tot uitstelgedrag voor het starten van een gezin. Dat laatste – zowel als andere belangrijke stappen in het leven – worden uit- of afgesteld omwille van de onzekerheid van de arbeids- en inkomenssituatie op langere termijn21. Naast de lange termijngevolgen voor tal van gezondheidsaspecten, zijn deze factoren een grote bron van stress.
Het belang van een goede collectieve arbeidsbescherming
Het is niet toevallig dat België een laag aantal werknemers in een precaire arbeidssituatie kent. Specifieke kenmerken van onze arbeidswetgeving en arbeidsmarktregulering zorgen ervoor dat vooral de “onderkant” van de arbeidsmarkt wordt beschermd voor een al te grote flexibiliteit en de-standaardisering van het werk. Afwijkingen van de standaard worden effectief gelimiteerd door een algemeen geldende nationale collectieve arbeidswetgeving en -overeenkomsten. Door sterke werknemersorganisaties wordt de vraag in sommige sectoren om te kunnen afwijken van nationale standaarden meer gekanaliseerd in collectief onderhandelde akkoorden die voorzien in een compensatie voor de werknemers; of die er effectief voor zorgen dat de afwijking gelimiteerd blijft tot specifieke doelgroepen en situaties.
Wendbaar en/of werkbaar werk?
Op vandaag heerst er een intens debat tussen voorstanders en tegenstanders van een minder strikte beperking van de flexibiliteit op de arbeidsmarkt. Voorstanders argumenteren dikwijls dat “meer wendbaarheid” overeenkomt met de wensen van zowel werkgevers als werknemers. Wat die werknemers betreft, wordt er echter weinig onderscheid gemaakt tussen de boven- en de onderkant van de arbeidsmarkt.
Aan de bovenkant van de arbeidsmarkt kan flexibiliteit op een meer evenwichtige manier onderhandeld worden. De kans is daar groter dat werknemers ook afspraken uit de brand slepen die tegemoet komen aan hun noden. Zoals bijvoorbeeld een regeling die hun werk-privé-balans ten goede komt.
Tegenstanders van “meer wendbaar werk” argumenteren dat juist het verder “ontregelen” van de arbeidsverhouding de onderhandelingspositie van zwakkere werknemersgroepen nog verder verzwakt. Ze zien arbeidswetgeving als een essentiële vorm van “isolatiemateriaal”24dat werknemers moet beschermen tegen al te onevenwichtige machtsverhoudingen met hun werkgevers. Ze leggen een verband tussen de sterkte en uniformiteit over alle werknemers van de arbeidswetgeving en de groei van precaire arbeid25. Het de-standaardiseren van regels over arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen zorgt vanuit dit perspectief voor een effectieve verzwakking van de positie van werknemers.
Voorstanders van meer “niet-standaard” aan de onderkant van de arbeidsmarkt argumenteren dat het de toegang tot die arbeidsmarkt gemakkelijker zou maken voor degenen die nu uit de boot vallen. Te veel regels zouden namelijk de “insiders” beschermen en de “outsiders” een kans op een job ontnemen. Op die manier wordt de-standaardisering aan de onderkant van de arbeidsmarkt voorgesteld als een probaat middel om de armoede te bestrijden. Deze zienswijze houdt echter weinig rekening met de mogelijke “bijwerkingen” in termen van welzijn en gezondheid voor (precaire) werknemers.
Er moeten zeker nog verdere stappen worden gezet om meer waterdichte bewijzen te produceren voor de nefaste invloed van precair werk op de gezondheid. Toch moeten de huidige onderzoeksbevindingen beleidsmakers ertoe nopen het voorzorgsprincipe te hanteren wanneer het gaat om arbeidsmarkthervormingen. Er zijn namelijk duidelijke aanwijzingen dat een “wendbaarheidsagenda” – zeker aan de onderkant van de arbeidsmarkt – in contradictie staat met een “werkbaarheidsagenda”. Duurzame inzet op de arbeidsmarkt van kwetsbare werknemersgroepen lijkt vanuit een welzijnsperspectief sterk gebaat bij een goede arbeidsbescherming. België heeft hierbij het voordeel de voorbije decennia minder ver te zijn gegaan in de flexibilisering van de arbeidsmarkt, wanneer we het vergelijken met andere Europese landen (o.a. Nederland). Beleidsmakers moeten er zich van bewust zijn dat dit vanuit een gezondheidsperspectief geen nadeel, maar wel een enorme troef is. Enkel flexibiliseringsmaatregelen die de arbeidsvoorwaarden en arbeidsstabiliteit beschermen kunnen verzoend worden met een “duurzaam arbeidsmarktbeleid”, indien niet komt “wendbaarheid” onherroepelijk in de weg te zitten van “werkbaarheid”.
https://www.denktankminerva.be/analyse/2017/5/11/precair-werk-ongezond-werk
Reageer
0 Comments